U bent hier
Stad Izegem maakt werk van betere verbinding tussen station en Eperon d’Or

Met het oog op de opening van Eperon d’Or maakt de stad Izegem werk van een betere verbinding tussen de voetgangerstunnel aan het station en de museumsite Eperon d’Or.
Tussen de haakse parkeerplaatsen en de sporen ligt een kiezelpad, dat al jaren in onbruik geraakt is. Dit pad zal een volwaardig voetpad worden. Langs het pad zullen er ook zitbanken geplaatst worden en lage hagen zullen zorgen voor een afscheiding tussen de parkeerplaatsen en het wandelpad.
Deze verbinding zal een verbetering zijn in heel wat opzichten. “Het is de bedoeling dat we een goede wisselwerking hebben tussen Eperon d’Or en het handelscentrum. Deze verbinding moet uitnodigend zijn en met dit project zorgen we voor een aangename verbinding tussen beide locaties”, zegt schepen van Lokale economie Tom Verbeke (N-VA). “Met de vernieuwde verbinding wordt ook een groen plekje in onze stad opgewaardeerd. Met minimale ingrepen zal alles er veel netter uitzien. We hebben verschillende keren overleg gehad met Infrabel en de aanleg en opwaardering van dit pad vormt voor hen geen probleem”, vullen schepen van Openbare Werken Kurt Grymonprez (sp.a) en schepen van Groen Nadia Staes (sp.a) aan.
Voor voetgangers komt er ook een wijziging ter hoogte van de centrale brug. Er komt een bijkomende oversteekplaats aan de Vaartstraat en op de hoek van de Vaartstraat en de Prins Albertlaan zal een voetpad aangelegd worden.
Geschiedenis van Droogenbroodroute
“Voor het museum zal een nieuwe doorsteek gerealiseerd worden met daarnaast twee mindervalidenparkeerplaatsen. Ter hoogte van het kruispunt van de Vredestraat en de Prins Albertlaan komen er ook twee parkeerplaatsen voor kampeerwagens. Maar we willen van de gelegenheid ook gebruik maken om de geschiedenis van spoorlijn 66, ook gekend als de Droogenbroodroute, in de kijker te zetten met infopanelen langs het vernieuwde pad”, verduidelijkt schepen van Toerisme en Erfgoed Kurt Himpe (N-VA). “Hiervoor zullen we samenwerken met de heemkundige kring Ten Mandere”.